AKKOORDEN RECHTS SPELEN

We spelen op onze trekharmonica en gebruiken daarvoor beide handen. De ene speelt de melodie, de ander een begeleiding. Vooral wanneer je in je eentje speelt is dat een logische keuze. Maar bij het spelen in groepen kan het soms ook interessant zijn om de begeleiding, en dan met name de akkoorden, door iemand rechts te laten spelen.

Een akkoord is een samenklank van tenminste 3 verschillende tonen. Elk akkoord heeft een zgn. GRONDTOON. Deze geeft het akkoord zijn basisnaam. Daar ‘bovenop’ komen dan in ieder geval nog 2 andere tonen, de zgn. TERTS (3e toon vanaf de grondtoon) en de KWINT (5e toon vanaf degrondtoon). Het C-majeur akkoord wordt dan: – (d) – E – (f) – G. Hierbij is C dus 1, d is 2, E is 3, f is 4 en G is 5.

De opeenvolging van akkoorden bepaald de HARMONIE van een stuk. Deze kan soms heel eenvoudig zijn…

Wanneer men met harmonica spelen begint leert men een melodie met de rechterhand spelen en de linkerhand speelt bassen, een begeleiding. Maar dit bassen spelen bestaat al meteen uit drie verschillende dingen!

Namelijk uit:

  1. het spelen van BASSEN,
  2. van AKKOORDEN en
  3. het spelen van een RITME.

Afhankelijk van de MAATSOORT waarin een stuk staat bepaal je waar een BAS komt en waar een AKKOORD. In een 4/4 (vier-kwarts-maat) speel je meestal op de 1e en de 3e tel een BAS. Op de 2e en de 4e tel een AKKOORD:

Wat de meesten zich niet realiseren in het bovenstaande voorbeeld is dat de melodie eigenlijk al AKKOORDEN vormt. De eerste noot in de eerste maat is een C, de GRONDTOON. De tweede is een E, de TERTS en de eerste noot in de tweede maat is een G, de KWINT van het C-majeur akkoord.

In de derde maat staan de drie noten van het G-majeur akkoord: de D (KWINT) en de G (GRONDTOON) en de B (TERTS).

Het is heel gebruikelijk dat de tonen van de melodie (horizontaal) aansluiten bij de tonen van de harmonie (vertikaal). Hierdoor klinkt muziek vaak harmonieus en consonant. Maar een minstens zo belangrijk aspect in de muziek zijn de dissonanten. Dit zijn momenten waarop er in de klank iets lijkt te wringen. Er ontstaat spanning. Deze lost uiteindelijk weer op naar een consonant, of te wel ontspanning.

Hieronder staat een akkoordbegeleiding zoals die hierboven door de linkerhand wordt gespeeld, maar nu dus met de rechterhand.

BUITEN-RIJ KNOP 2 – 11

Het C-majeur AKKOORD (ook wel grote DRIEKLANK van C genoemd) bestaat altijd uit dezelfde 3 tonen: C – E – G. Het maakt niet uit hoe je deze ‘rangschikt’. De combinatie van deze 3 zal altijd een C-majeur akkoord opleveren. Op de C/F trekharmonica kun je hiervoor bijna alle knoppen van de buiten-rij (de C-rij) duwend gebruiken (behalve de 1e knop):

Elke combinatie van 3 knoppen die ‘op een rijtje’ liggen kan als C-majeur akkoord gespeeld worden.

Zoals in het eerste notenvoorbeeld te zien was, moest de noot G van het G-majeur akkoord (trekkend) van de binnen-rij ‘gehaald’ worden (knop 3′). Het wordt dus iets ingewikkelder om dat akkoord op de trekharmonica te spelen.

De volgende noten zitten in het G-majeur akkoord: G – B – D. Trekkend zijn dan de volgende knoppen geschikt:

Er is echter nog een variatie mogelijk op dit G-akkoord, juist wanneer men in C speelt. Met een uitbreiding van nog een toon, namelijk het SEPTIEM (7e toon vanaf G gerekend) de F krijg je een zgn. dominant septiemakkoord. Deze klinkt vaak net iets spannender (vanwege een dissonant) dan het ‘gewone’ majeur akkoord. Dan wordt het rijtje vervolgens zo:

OM MEE TE OEFENEN

OEFENING No. 1

OEFENING No. 2

OEFENING No. 3